CHRISTIAAN HUMMELINK – ‘Welcome to the jungle…’ Geliefd en gehaat, gekoesterd én vervloekt. Karpervissers hebben een haat-liefdeverhouding met waterplanten. Omdat waterplanten de natuurlijk habitat van karpers vormen worden ook wij als door een magneet richting een groot wierbed of plompenveld getrokken.
Tegelijkertijd doen we er vaak alles aan om de vissen uít die vermaledijde planten te lokken, zodat we er bij het drillen geen last van hebben. Waterplanten boezemen een zekere vorm van ontzag in. Tussen de waterplanten is de karper de baas en degradeert hij de visser tot een hulpeloze figurant. Bij het penvissen is dit niet anders… of toch? In dit artikel wil ik jullie graag meenemen naar mijn penvisserij middenin de plantenjungle.
GEWETEN
Iemand die vaak wel iets zinnigs te melden heeft over penvissen is Frank Huisman. Deze Drent heeft al menig fraaie vis op de pen weten te verschalken en steekt zijn uitgesproken mening niet onder stoelen of banken. Hierbij houdt hij karpervissers graag een spiegel voor en vormt hij vaak ‘het geweten’ van de karpervisserij. Op het een forum schreef Frank ooit het volgende: “De karper had trouwens nooit in de planten terecht mogen komen. De visser heeft dan gestreden maar verloren en moet zijn verlies erkennen en de vis zijn vrijheid gunnen.
Met een weerhaakloze haak of platgeknepen weerhaak heeft de vis daar geen enkele moeite mee zodra de spanning eenmaal van de lijn valt. De achtergebleven visser in kwestie heeft dan niet alleen verloren maar (als het goed is) ook weer iets aan kennis gewonnen over zaken als driltechniek, driltactiek, stekkeuze en materiaalkeuze.” Hoewel ik Franks ethische argument om niet tussen de planten te vissen respecteer, ben ik zelf een andere mening toegedaan.
Waarom ik toch deze uitspraak aan wil halen is omdat Frank met zijn slotzin de spijker op zijn kop slaat: ‘driltechniek, driltactiek, stekkeuze en materiaalkeuze’. Deze vier termen vormen de pijlers van dit artikel. Door een goede combinatie van driltechniek, driltactiek en materiaalkeuze hoef je in je stekkeuze namelijk niet bij planten weg te blijven. Sterker nog, ik vis er het liefst midden tussenin!
KARPERDOMEIN
Het vissen tussen waterplanten biedt enkele voordelen die voor mij simpelweg te groot zijn om te negeren. Het allerbelangrijkste is dat de karper zich veilig voelt tussen de planten. De beschutting van zijn natuurlijke domein zorgt ervoor dat de vis zijn argwaan en voorzichtigheid laat varen en dus makkelijker vangbaar is. Bijkomend voordeel bij het penvissen tussen waterplanten is dat van lijndressuur geen sprake meer is, de lijn loopt immers tussen plantenstengels door en is daarom voor een karper veel moeilijker te detecteren dan in open water.
Tot slot zijn zwemroutes van karpers tussen waterplanten vaak zeer goed te volgen en dat maakt de visserij extra spannend. Dit komt vooral tot uiting bij mijn favoriete waterplant, de watergentiaan. Op tientallen meters afstand van de stek worden de kleine drijvende blaadjes van deze miniatuur-plomp al onder de waterspiegel getrokken door een naderende karper. De rillingen lopen dan al over mijn rug, zeker als de vis op de juiste koers ligt; richting mijn haakaas!
NYLON OF GEVLOCHTEN?
Nylon en gevlochten lijn zijn twee verschillende producten, met verschillende eigenschappen en daardoor ook geschikt voor verschillende typen visserij. Nylon kan tot wel 35 procent rek bevatten en deze dempende eigenschap is erg prettig tijdens het drillen. Zeker bij het penvissen, waar je met weinig uitstaande lijn vist en waarbij de meest hectische fase van de dril zich voor je voeten afspeelt, is deze rek een mooie buffer om de druk op de haak niet te hoog op te laten lopen. Van oudsher is nylon daarom dé lijn voor het penvissen.
Gevlochten lijn daarentegen is nagenoeg rekloos en heeft een hogere trekkracht, waardoor je lagere diameters kunt gebruiken. Voor de karpervisserij op zeer lange afstanden is gevlochten lijn daarom bij uitstek geschikt. Bovendien is gevlochten lijn een stuk soepeler dan het doorgaans vrij stugge nylon. Nylon is dan weer schuurbestendiger, een goede eigenschap voor bijvoorbeeld de rivier- en kanaalvisserij waar je vaak met mosseltjes of scherpe stenen te maken hebt.
Zoals te lezen was in het vorige nummer is een nylon tamelijk waardeloos in een dichte plantenjungle. Door de rek in de lijn, die ook nog eens langs allerlei stengels loopt, verlies je elk direct contact met de vis. Een karper die een tiental meters een plompenveld is ingezwommen krijg je er met een nylonlijn met geen mogelijkheid meer uit. Je kunt druk uitoefen wat je wilt, je ziet wel wat stengels bewegen, maar van de druk die je op dat moment met je hengel uitoefent komt vrijwel niets bij de vis terecht.
Alles gaat onderweg verloren in rek en wrijving. Een gevlochten lijn zou in deze situatie veel bruikbaarder zijn. Door het gebrek aan rek is het contact met de vis veel directer. Bovendien zorgen de kleinere diameter en het andere oppervlak van het materiaal ervoor dat een gevlochten lijn veel makkelijker langs de stengels glijdt dan het stroevere nylon.
“We hebben het materiaal om hem daar weer uit te halen, dus ‘loat goan’ zouden we in Twente zeggen…
DRILTACTIEK
Gevlochten lijn dus… de stap is klein: je koopt een klosje gevlochten lijn in de hengelsportzaak, spoelt het op je penmolen en je bent klaar om te vissen. Maar hoe zit het dan met die karperbek? Is het niet onverantwoord om op zo’n korte afstand met gevlochten lijn te vissen? Natuurlijk niet, maar het is wél zaak dat je bij deze visserij je verstand gebruikt! Om gevlochten lijn op de penhengel te gebruiken zul je om te beginnen je driltactiek drastisch moeten aanpassen, zodat de druk op de haak tijdens cruciale momenten in de dril niet te hoog oploopt. Het eerste cruciale moment is de aanslag en het eerste schot vlak daarna. Op dit moment is de lijn het kortst en zijn de snelheid en explosiviteit van de karper juist het grootst. Om de druk niet te hoog op te laten lopen draai ik daarom simpelweg mijn slip een paar slagen losser. Laat die karper maar lekker een eind de planten in zwemmen.
We hebben het materiaal om hem daar weer uit te halen, dus ‘loat goan’ zouden we in Twente zeggen. Hoe los je die slip zet hangt af van het materiaal dat je gebruikt en je zult dit dus zelf moeten ervaren. Begin liever te los dan te vast, als de vis de lijn zonder enige moeite van de spoel zwemt kun je altijd de slip weer iets vaster draaien. We zijn op zoek naar een weerstand die niet tot het uitscheuren van de haak leidt, maar het is wél de bedoeling dat de karper in dit eerste schot zo veel mogelijk energie kwijtraakt. De vis moet dus wel moeite doen om die meters lijn van de molenspoel te sleuren. Wederom een kwestie van uitproberen en je verstand gebruiken.
Tot de vis is uitgeraasd doe ik helemaal niets. Niet bijremmen met een vinger op de spoel, geen rare bewegingen met de hengel. Gewoon wachten tot het de vis niet meer lukt om nog meer lijn te nemen en hij vanzelf tot stilstand komt. Je zult merken dat een karper in zo’n lang schot al een stuk meer energie heeft verbruikt dan normaal. Nu is de tijd aangebroken om voorzichtig lijn terug te winnen. De slip mag iets vaster en je kunt, zolang de vis rustig is, ook prima de spoel remmen met je vinger.
Met voorzichtige halen begin je nu lijn terug te winnen, waarbij je merkt dat je door de gevlochten lijn exact doorkrijgt wat zich aan de andere kant van de lijn afspeelt. Je loodst de karper meter voor meter langs de stengels. Als de vis toch nog een tweede of derde schot neemt laat je hem gewoon zijn gang gaan, waarna je weer verder gaat met lijn winnen. Af en toe merk je dat de karper in een wirwar van stengels blijft hangen. Het is dan zaak om niet te gaan sleuren of forceren, maar juist even de druk van de lijn te halen. Wacht even af tot de karper weer begint te zwemmen en probeer hem vervolgens opnieuw langs het obstakel te loodsen.
Vaak merk je dat een tweede of derde poging succesvol is, waarna je de dril kunt vervolgen. In ongeveer één op de tien drils lukt dit niet en dan is het zaak om zonder morren een nat pak te halen, een consequentie van het genomen risico die je als visser verplicht bent te aanvaarden. De overige negen keren lukt het je om de vis uit de planten te loodsen en dan kun je de dril onder de top tot een goed einde brengen. Op bovenstaande wijze heb ik honderden plantendrils tot een goed einde kunnen brengen. De stekkeuze bepaalt mijn materiaalkeuze, de materiaalkeuze bepaalt vervolgens weer de driltechniek en –tactiek.
GROENTEWINKEL
Waterplanten kunnen onderverdeeld worden in ‘submers’ en ‘emers’. In de Engelse taal staat ‘to submerse’ voor onderduiken, dus het zal je niet verbazen dat submerse waterplanten de waterplanten zijn die volledig onder de waterspiegel groeien. Vaak vormen de submerse planten als zuurstofplanten de longen van het water. Emerse waterplanten daarentegen hebben drijvende bladeren en vervullen hiermee ook een belangrijke schaduwfunctie voor het water. Lang niet alle waterplanten lenen zich als decor voor een potje ‘wierworstelen’ met onze gevinde vrienden. Ik klink zo langzamerhand als een taperecorder die op repeat staat, maar ook hier geldt wederom dat je met inzicht en verstand een heel eind komt.
Emerse waterplanten (de planten ‘op een steeltje’) zijn vaak goed te bevissen. Hierbij denk ik bijvoorbeeld aan drijvend fonteinkruid, watergentiaan, gele plomp en waterlelies. Bij die laatste moet je trouwens wel oppassen dat ze niet te dicht staan. Wanneer de bladeren over elkaar heen beginnen te kruipen blijf ik meestal iets verder uit de buurt. Watergentiaan en drijvend fonteinkruid zijn ideale planten. Ze bieden wél de beschutting die de karper graag heeft maar vormen met hun dunne stengeltjes tijdens de dril nauwelijks een probleem.
Lastiger wordt het bij submerse waterplanten. Veelvoorkomende soorten in Nederland zijn bijvoorbeeld waterpest, hoornblad, fonteinkruid en aarvederkruid. Deze planten groeien vaak in grote en dichte velden die zeer moeilijk te bevissen zijn en worden in de volksmond op een hoop gegooid met de naam ‘wier’. Waar je bij gele plomp bijvoorbeeld het voordeel hebt dat deze plant stevig verankerd staat in de bodem en je een vis hier dus voorzichtig doorheen kunt trekken is dit bij de zuurstofplanten zelden het geval.
Wanneer een op hol geslagen karper zich in een wierbed boort, heb je vaak binnen de kortste keren kilo’s wier op de lijn hangen die de dril ernstig bemoeilijken. De kans op lossers stijgt dan zienderogen. Ook bestaat door de dichtheid van de waterplanten de mogelijkheid dat het hele zaakje muurvast komt te zitten. In zo’n geval aarzel ik nooit om een nat pak te halen. Forceren levert namelijk een onacceptabel risico op beschadiging van de vis op. Dus niet lui en dom gaan sleuren, maar gewoon even de broek uit en het water in! Dat ben je in een dergelijk scenario aan de vis verplicht.
SLURPEN
Ook bij de oppervlaktevisserij maak ik graag gebruik van de voordelen die waterplanten mij bieden. In water waar de vis open en bloot het drijvende aas benadert, gebeurt dit namelijk altijd op zicht. Al snel zul je onherroepelijk met dressuur te maken krijgen. Weigeraars, vissen die het aas even tussen de lippen pakken en meteen weer uitspuwen, vissen die bij het aanzwemmen de lijn raken en er in paniek vandoor knallen… al snel wordt het drijvend vissen een frustrerende bezigheid.
Hoe anders is dit tussen de planten! Het grote verschil zit hem in het feit dat karpers tussen de planten voornamelijk op geur azen. De vis ruikt een brok en weet daardoor ongeveer waar die brok zich bevindt. Vervolgens smakt en slurpt onze hongerige vriend, vaak met een plompenblad op zijn neus, net zolang in het wilde weg tot de brok tussen zijn gulzige lippen verdwijnt. Alle remmingen zijn weg en het wordt een koud kunstje om de vis te haken. Belangrijk is wel dat je bij deze tactiek niet als een kip zonder kop je haakaas steeds in de buurt van een azende vis presenteert. Ook jouw haakaas moet namelijk de tijd krijgen om een geurspoor te verspreiden. Met een paar minuutjes geduld wordt zo’n brok dan uiteindelijk altijd wel gevonden.
LIJN
Eén ding is zeker: ik ben absoluut geen materiaalfreak. Mijn materiaal moet functioneel zijn en als dat het geval is ben ik niet snel geneigd om iets anders uit te proberen. De materialen die ik noem zijn dan ook producten waar ik zelf goede ervaringen mee heb. Voor wat betreft gevlochten lijn kan ik de Spiderwire Ultracast aanbevelen. Zelf gebruik ik de 17/00 variant die de belachelijke trekkracht heeft van 18 kilo! Qua trekkracht kan je dus ook makkelijk naar een 14/00 of 12/00 versie, maar vanwege de schuurbestendigheid neem ik hem liever iets dikker, al is het maar voor het gevoel.
[the_ad id=”25769″]
HAKEN
Omdat je bij het penvissen zelf de haak zet is de klauwhaak bij mij verreweg favoriet. De vis hoeft zich niet te ‘prikken’ en een rechte punt biedt dan ook weinig meerwaarde. Een klauwhaak verankert zich muurvast in de karperbek en de kans dat de haak gaat lopen en dus de karperbek beschadigt is met dit type minimaal. Zelf gebruik ik graag de Gamakatsu Specialist in haakmaat 8. Afhankelijk van je aasgrootte kun je uiteraard ook voor een 6 of een 10 gaan, belangrijk is dat je haakgrootte in verhouding staat tot je aas. Overigens gebruik ik het liefst haken zónder teflon of PTFE-coating. Deze coating maakt de haak gladder en biedt dus ook weer voordelen wanneer er geprikt moet worden.
Wij willen echter dat de haak op zijn plek blijft zitten! Hoe dun de grens kan zijn tussen verantwoord en onverantwoord vissen bleek wel toen mijn favoriete haakjes een keer uitverkocht waren en ik de haken mét tefloncoating gebruikte. Na twee lossers kwam de derde vis wél op de kant. Tot mijn ontzetting was de haak gaan lopen en zat er een scheur van bijna een centimeter aan de binnenkant van de bek… De rest van het zakje heeft toen, met het schaamrood op de kaken, een enkeltje vuilnisbak gekregen. Ik hoop dat ik niet meer hoef uit te leggen dat ik, gezien de driltactiek waarbij de spanning regelmatig van de lijn wordt gehaald, steevast kies voor haken mét weerhaak.
PENNEN
Je pen moet tussen de planten tegen een stootje kunnen en daarom enigszins ‘hufterproof’ zijn. Mijn favoriete pennen zijn de oude vertrouwde Van Eik pennen. Deze zijn handgebouwd en zeer scheutig afgelakt. Helaas is deze beste pennenmaker al enige tijd geleden overleden en worden deze oerdegelijke kunstwerkjes dus niet meer gemaakt. Gelukkig zijn er in Nederland nog een aantal pennenbouwers zoals Henk Tjassing, Rob Demin, Richard Gans en Ferry Diske waarover ik ook goede verhalen heb gehoord. Ik monteer mijn pennen alleen aan de onderkant door de lijn door het oogje te halen en vervolgens een stukje siliconenslang over het oogje te schuiven. Wanneer je zorgt dat de siliconenslang niet te strak zit zal deze bij een dril snel loskomen en kantelt je pennetje dus altijd de goede kant op.
Hiermee behoren vastzittende of kapotgeknakte pennen tot het verleden. Bovendien biedt zo’n Engelse montage de mogelijkheid om bij een stevige wind of stroming je lijn mooi onder water te trekken om zo de druk op je pen te verminderen. Soms kan het in helder water lonend zijn om met een doorzichtige pen te vissen. De Drennan ‘crystal wagglers’ zijn hierbij mijn favoriet. Zorg wel dat je er genoeg op voorraad hebt, want een duurzame variant van de transparante pen ben ik helaas nog niet tegengekomen.
EROPUIT!
Met het aanstippen van het gebruikte materiaal hebben we de wijze woorden van Frank stap voor stap behandeld. Stekkeuze, driltechniek, driltactiek en materiaalkeuze. Een leerproces dat als het goed is een vissersleven lang doorgaat en dat maakt karpervissen ook zo fascinerend en interessant. Nu het voorjaar in volle gang is groeien de wateren langzaamaan weer dicht. Laat je hierdoor vooral niet afschrikken maar probeer de situatie in je voordeel te gebruiken.