HENDRIK JAN VERHEIJ – Onder vaste lezers en oud gedienden is HJ niet onbekend. HJ is een alles visser, iemand die alles met vinnen wil vangen, of al gevangen heeft. De ene maand kun je hem in de Congo vinden, op zoek naar goliath tigerfish, de andere maand vist hij gericht op grote voorn. De contrasten kunnen niet groter. Echter, als je de meeste vissers vraagt waar ze HJ van kennen is het antwoord bijna altijd: grote snoekbaarzen op de rivier vangen. Voor deze editie van beet doet HJ een boekje open over het gericht vissen op grote snoekbaars, op de Nederlandse rivieren.
Met de komst van het najaar en de winter komt bij mij de snoekbaarsdrang altijd weer hevig opzetten. De snoekbaars migreert in de herfst en de winter sterk door watersystemen heen achter prooivis aan en op de grote rivieren is dit jaarlijks terugkerende fenomeen ook nog eens enigszins voorspelbaar. Toptijden zijn over het algemeen van september tot en met december en afhankelijk van weer en waterstanden. Daar komt bij dat in het najaar het ‘grote vreten’ begint voor de snoekbaarzen.
Een uitbundig aasvisaanbod zorgt voor hongerige vissen en dat maakt het vangen toch allemaal weer net wat makkelijker. In de winter zien we daarnaast ook een ander fenomeen, de kleinere vissen verdwijnen weer wat meer van de rivier naar de plassen en de rustigere stukken water en de snoekbaarzen die daar niet achteraan gaan en op de rivier achter blijven zijn vaak wat steviger van formaat. Laten die ‘stevigere’ vissen nou ook net de vissen zijn waar we in geïnteresseerd zijn. Grove snoekbaarzen die ons aas vermorzelen met spijkerharde aanbeten zijn ons doel. En dan niet als incidentele bijvangst maar structureel door een afwijkende aanpak in materiaal en manier van vissen.
WAAR VISSEN WE ?
Toch vang je ondanks de hierboven genoemde massale migratie niet altijd zomaar overal vis. De ene stek is nu eenmaal de andere niet en de omstandigheden wijzigen soms door allerlei redenen waardoor resultaten uit het verleden geen garantie bieden voor het heden. Zoeken geblazen dus en op zoek gaan naar de productievere stekken en periodes op de dag.
Dat zoeken is, als je een boot hebt, overigens prima te doen met een goede visvinder die bij voorkeur is uitgerust met side imaging. Door structureel strekdammen, plasopeningen en kribvakken uit te varen op zoek naar ‘vissige’ signalen en de gevonden plekken vervolgens uit te vissen heb je eigenlijk al een altijd werkende methode die je na de nodige investeringen leert waar je het beste kunt zijn. Heb je geen boot, dan ga je in principe op dezelfde wijze te werk. Observeer het water in de vroege ochtend en de late avond en let goed op vis die zich gedurende die periodes in het oppervlak laat zien. Prooivis trekt nu eenmaal rovers aan en op plekken waar je dat niet vindt zul je over het algemeen toch minder goed vangen.
Dit is een premium artikel.