Opgroeiende in een wereld zonder internet en smartphones speelde mijn jeugd zich voornamelijk buiten af. Veel uren verbleef ik aan de waterkant en aan water was bepaald geen gebrek in Hellevoetsluis en omgeving. Als zoon van een zeeman was de hang naar avontuur mij met de paplepel ingegoten. De singels en sloten in de omgeving waren ‘de wijde wereld’ waar ik samen met vriendjes uit de buurt op ontdekkingsreis ging. Zo ontstond er een levenslange fascinatie voor het water en vooral wat het verborgen hield…
Tekst & foto’s: Anton Martens
Hoewel anderen zich al snel op het karpervissen zouden richten (hier kom ik later nog op terug) was ik die eerste jaren vooral gespitst op witvis en roofvis. Dat veranderde echter snel toen ik naar de grote stad verhuisde en mijn huidige vismaten leerde kennen. De parkvijvers in de stad zaten tjokvol karper en werden al snel tijdens onze eerste nachtelijke sessies belaagd. Ook de vaarten, singels en kanalen in de naburige steden werden bevist en zouden vijftien jaar lang ons strijdtoneel blijven. Na verloop van tijd waren we voorzien van een complete uitrusting voor het karpervissen en draaiden we onze eigen boilies met de hand.
Op een gegeven moment verloor de visserij echter momentum door allerlei privéomstandigheden en kwam op een laag pitje te staan, we waren vastgeroest, ik was vastgeroest. De gekte op sommige wateren waar we visten hielp ook al niet mee en maakte dat de afkeer tegen de vercommercialisering en de drukte aan de waterkant steeds groter werd: ik wilde iets anders.
Niet ideaal zo op de keien…
Nieuwe impuls
De ‘roeping’ naar avontuur was niet verdwenen, maar had een nieuwe impuls nodig. Een impuls waar we het onder elkaar al ontelbare keren over hadden gehad, echter het kwam er maar niet van.
Op het werk attendeerde een nieuwe collega mij op onze gezamenlijke hobby, nadat hij mijn hengelspullen in de hoek van de bedrijfshal had zien staan. We raakten aan de praat en hij vertelde dat zijn hengels al een jaar of tien onder het stof stonden, maar dat hij vroeger altijd op karper had gevist, ook op dezelfde parkvijvers en vaarten uit de stad. Op mijn beurt sprak ik over het gebrek aan motivatie binnen mijn eigen visserij. We raakten bevriend en besloten samen een bekend kanaal op het eiland Goeree-Overflakkee aan te pakken.
Dit kanaal was tot dan toe het grootste water wat ik had bevist en mondt middels een enorm gemaal uit op een nog veel groter water: het Haringvliet. We houden het een kleine drie jaar op het kanaal uit, totdat ook daar de verveling toeslaat en de hengeldruk toeneemt. Ook is de drang naar het naburige Haringvliet onhoudbaar aan het worden. Wanneer we dan toevallig ook nog eens de kans krijgen om een polyester sloep op te knappen is ook mijn andere vismaat om, we gaan het grote water aanpakken!
Veel ruimte is veel gezegd…
De omslag
Enthousiast gaan we met de sloep aan de slag en in no-time is ze klaar om het avontuur tegemoet te gaan. De allereerste keer dat we er mee weg gaan laten we ons afzetten in Stellendam om een weekend bij het gemaal te vissen. De terugweg loopt bijna uit op een fiasco. Het is hard gaan waaien en de boot blijkt lek. Hierdoor is de ruimte tussen de dubbele wand volgelopen met water en is de boot veel dieper komen te liggen en een heel stuk zwaarder geworden. We moeten echter nog kilometers varen en we komen in eerste instantie niet eens weg omdat de wind en de golfslag ons tegen de kant duwt. Door in het water te springen kan ik nog net voorkomen dat we tegen de basaltblokken gesmeten worden. Ons kleine buitenboordmotortje trekt het maar nét en de terugweg wordt een trip die ik nooit meer vergeet. Het is wel duidelijk dat we met de sloep niet heel veel verder komen en beschouwen het project als mislukt. Zonde van al het werk dat er in is gestoken, maar zijn we een belangrijke ervaring rijker. Zeker op het gebied van ons materiaal zijn we misschien ook nog wel helemaal niet goed voorbereid.
Ondertussen haal ik, na jaren uitstel, eindelijk mijn rijbewijs en krijg ik via de baas de beschikking over een bedrijfsauto. Dit betekent natuurlijk ongekende mogelijkheden en wordt het grootste deel van het jaar besteed aan rondrijden langs de oevers van het Haringvliet maar ook het Hollands Diep. Dit blijkt nog niet zo makkelijk vanwege de vele landerijen en natuurgebieden die om deze rivierendelta liggen. Na de aanschaf van een rubberboot met buitenboordmotor is dat probleem in één klap opgelost en varen we alle interessante plekken af waar we eerder niet bij konden komen. Deze periode betekent de definitieve omslag. We komen op plekken die mij doen denken aan de foto’s die ik uit de ‘bladen’ ken. Een eindeloze watermassa waar op de meest afgelegen plekken nooit geen sterveling komt. Zo’n aanblik die de meeste karpervissers alleen maar kennen van hun buitenlandse sessies in met name Frankrijk, maar dit was gewoon in Nederland en nog eens vlakbij ook.
De horizon lonkt…
Getting there is half the fun
Het zijn vooral de ondiepe stukken en kribben die mijn aandacht trokken. Het zijn ook precies die plekken waar de eerste vissen gespot worden. Het probleem is dat het dikwijls plekken zijn die enkel vanuit de boot te bevissen zijn. Zo ver zijn we echter nog niet en gebruiken de rubberboot om volgeladen naar een geschikte plek te varen, de tenten op te zetten en daar dan de hele sessie te blijven. Vervolgens na afloop alles weer inpakken, terugvaren naar de openbare trailerhelling om alles weer in de auto te laden en naar huis te rijden. Tot onze verbazing vangen we zo onze eerste rivierkarpers, maar het is iedere keer weer een hele toestand om een weekendje te kunnen vissen. Door ziekte is het mijn maat ook allemaal teveel aan het worden. Daar bovenop zijn we erg beperkt in stekkeuze door deze aanpak. Dit moet toch ook anders kunnen.
Ik kom met het idee om een tent op de rubberboot te monteren. We gebruiken het frame van een Bimini-Top en maken er zelf een waterdichte, stormvaste tent overheen, uiteraard uitgevoerd met een legerprint. Met een lengte van 3.30 meter past er precies een stretcher in en is er nog net genoeg ruimte om de hengels kwijt te kunnen om een vis te kunnen landen. De tassen staan aan weerskanten op de tubes. Vanwege de beperkte ruimte kan er ook maar beperkt spullen meegenomen worden, maar hierdoor blijft het gewicht wel laag. Dat komt de snelheid enorm ten goede en door het ontbreken van een echte kiel heeft de rubberboot nagenoeg geen diepgang en kan zodoende bijna overal komen.
Binnen het team van Cuyten vind ik gelijkgestemden: serieuze riviervissers met oog voor natuurschoon…
Tegelijkertijd beginnen we met de bouw van een website. Deze is bedoeld als plek waar we alles wat maar met de visserij te maken heeft kunnen laten zien. Zo ook het bouwproces van de tent en leggen dan ook alles vast middels foto’s en video. We namen altijd al een camera mee naar de waterkant, maar op deze manier krijgen we steeds meer reden om dingen vast te leggen en daar een video of artikeltje omheen te maken. Onder het motto ‘getting there is half the fun’ zijn we steeds meer bezig met onze hobby zonder daadwerkelijk aan de waterkant te zitten en we krijgen er steeds meer schik in. Omdat ik beroepsmatig klus, ben ik in het bezit van een flinke hoeveelheid gereedschap en dat maakt het allemaal wel een stuk makkelijker.
Oude bekenden
Het karpervissen op de rivier is een intensieve bezigheid, zeker vanuit de boot. Je bevindt je in een dynamische omgeving waar je te maken krijgt met stroming, eb en vloed, extreme weersomstandigheden vanwege de enorme omvang en niet te vergeten de beroepsvaart. Er zijn er dan ook niet veel die het aandurven en daarom is er tegelijkertijd ook niet heel veel informatie op het internet over te vinden. Daarbij komt ook dat de meeste riviervissers erg op zichzelf zijn en met een goede reden. Ze hebben alles voor zichzelf uit moeten vinden en dat kost op de rivier de nodige moeite. Goede stekken worden dan ook gekoesterd en angstvallig stil gehouden. Ik ben dan ook compleet verrast als ik tijdens het bekijken van wat YouTube video’s direct een aantal oude bekenden voorbij zie komen.
Het zijn onder andere de gebroeders Cuyten; zij zijn in dezelfde wijk opgegroeid als ik. Deze jongens zijn al vroeg begonnen met karpervissen. Nadat ik verhuisd was hebben we elkaar nooit meer gezien of gesproken, dus wanneer ik bijna 25 jaar later bij Lex voor de deur sta is dat natuurlijk een mooi moment. Het blijkt dat Lex al jaren bezig iss met zijn eigen boilies; hij heeft een heel team om zich heen verzameld waar nog meer oude bekenden tussen zitten. Stuk voor stuk serieuze riviervissers met oog voor natuurschoon en niet te veel bezig met de commerciële gekte binnen de karpervisserij. Afmetingen en gewichten zijn vaak bijzaak omdat de totaalbeleving an sich veel belangrijker gevonden wordt. Dus toen mij gevraagd werd of ik deel wilde uitmaken van het team hoefde ik daar geen moment over na te denken!
Meer dan 50 meter gooien hoeft niet meer vanuit de boot…
Aanpak, materiaal en aaskeuze
Het is midden augustus en Nederland wordt geteisterd door een hittegolf. De tent op de rubberboot is inmiddels klaar en operationeel; ik kan dan ook niet wachten om er op uit te trekken. Ik heb een afgelegen stek op het oog waar mijn vismaten liever niet komen en draagt dan ook de naam ‘de stiekeme stek’. Het is het type stek waar er niet veel van zijn en je gewoon zeker weet dat het er moet lukken. Ik had er eerder ook al vis zien zwemmen. Enorme scholen brasems maar zeker ook karpers. Ze waren een stuk groter dan de karpers die we tot dan toe hadden gevangen. Ik moest er dan ook gaan vissen, desnoods solo.
Ondertussen had ik geïnvesteerd in specifiek materiaal. De omstandigheden op de rivier kunnen nogal ruw zijn en je spullen hebben het soms zwaar te verduren. Om die reden kies ik voor een simpele, maar betrouwbare hengel van een Japanse fabrikant van twaalf voet lang en een tetscurve van 2,75 lb. Omdat ik in de meeste gevallen binnen de 50 meter vis, heb ik geen werpkanonnen nodig. Vanwege de nabijheid van de zee heb ik wel specifiek voor zoutwaterbestendige baitrunners van dezelfde fabrikant gekozen. Deze zijn speciaal voor de Amerikaanse markt ontworpen voor het zogenaamde ‘inshore’ vissen. Omdat ik met vrij lichte hengels vis heb ik de kleinere 6000D gekozen, met net genoeg lijncapaciteit voor mijn type visserij. Verder gebruik ik een soepele gevlochten hoofdlijn van 15 lb met twintig meter voorslag van 50/100.
Verdekt opgesteld…
De stek betreft een opening in een krib die een heel gebied omsluit. Dit achterliggende gebied is gemiddeld slechts een halve meter diep, maar bij de opening is door het getij een geul ontstaan met een diepte van twee meter. Tegen de wanden van de geul en er rond omheen liggen ook nog eens mosselbanken. De boot ligt aan de binnenkant tegen de krib aan op zo’n vijfendertig meter van de opening.
De rig die ik gebruik is zo simpel mogelijk gehouden en meestal twintig centimeter lang. Wat haken betreft is het type wide-gape, maatje vier mijn favoriet, liefst van Japanse makelij. De haak zit met een ‘stropknoop’(grinner) om de steel en de zeven wikkelingen worden afgewerkt met een stukje krimpkous. De lengte van de hair is gefixeerd en wanneer ik het aas aan wil passen verwissel ik de hele onderlijn. De kleur van de onderlijn pas ik aan de omstandigheden aan, want ik heb altijd een heel scala aan voorgeknoopte onderlijnen bij me.
Simpele ‘no nonsense’ rigs.
Met het splinternieuwe aas worden de rigs links en rechts van de geul gedropt. De middelste hengel gaat vol in de opening. Het aas wordt op zijn plek gehouden door een 5 oz lood (140 gram) met een safety-systeem. Dit lijkt veel, maar de opening fungeert als ‘bottleneck’ waardoor er een flinke stroming ontstaat door het getij. Er gaan per hengel een tiental boilies bij en dan is alles gereed.
Nomade
Om mezelf een beetje tegen de vele witvis te wapenen heb ik voor 25 mm Luca’s gekozen en deins er niet voor terug er soms twee aan de hair te hangen. Deze boilies zijn speciaal voor de rivier ontwikkeld en zijn keihard. Het blijkt een gouden combinatie, want de eerste run komt binnen een kwartier. Ietwat overrompeld door het snelle succes gooi ik snel het aas weer op zijn plek met een handvol boilies er achteraan. De volgende aanbeet komt vrijwel direct en die middag volgen er nog negen runs, waaronder twee dubbelruns en dat op klaarlichte dag!? Ik weet niet wat me overkomt en kan het nauwelijks bijhouden. Omdat het zo ondiep is zijn de vluchtpogingen soms ronduit spectaculair en enorm explosief. Dit heb ik in al mijn jaren aan de waterkant nog niet meegemaakt en waan me in het paradijs.
De karpers komen in alle vormen en maten en ik vind het prachtig. Er volgen in een periode van vijf jaar nog vele sessies op dezelfde stek en tientallen karpers passeren de revue, waaronder een aantal van de zwaarste die ik mocht vangen. Ook dienen de eerste uitgezette spiegelkarpers zich aan.
De eerste uitgezette spiegelkarpers dienen zich aan.
Wanneer de vangsten echter terug beginnen te lopen en de eerste blanks een feit zijn, besluit ik dat het mooi is geweest en is het tijd om mijn heil wat vaker stroomopwaarts te zoeken, op het Hollands Diep. Hoewel ik er de voorgaande jaren al diverse stekken bevist had met mijn maten, waren die nooit zo productief geweest als de stiekeme stek. Uit praktische overwegingen is er inmiddels een kleine rubberboot bijgekomen, één om in te slapen en één om uit te vissen. Ideaal, zeker bij langere sessies. Ik kan hierdoor echt als een soort nomade op het water zijn. Vanaf nu zal de duur van de sessies alleen nog maar afhankelijk zijn van de hoeveelheid voedsel, water, aas en brandstof die ik in één keer mee kan nemen.
De puntstek
De volgende stek is op de punt van de baai waar we al vaker gezeten hebben. Destijds zaten we helemaal achterin en hadden we tweehonderd meter uitstaande lijn om over de ondieptes heen te komen. Vanaf dit punt kan ik nu werpend dezelfde afstand bereiken. Van bovenaf gezien ligt er langs de gehele zuidzijde van het Hollands Diep een dubbel talud onder water. Dit talud werkt als een magneet op de vele snoekbaarsvissers die er vrijwel dagelijks te vinden zijn. Mijn gevoel zegt me dat karpers dit talud als trekroute gebruiken wanneer ze langere afstanden afleggen. Vanaf de ‘puntstek’ gezien ligt het eerste talud zo’n vijfenzeventig meter uit de kant en gaat van 2 naar 7 meter diepte. Wanneer ik mijn ogen sluit stel ik het me voor als een soort mini continentaal, plat stuk. Omdat deze stek direct aan het wijd ligt begin ik zelfs een heuse voercampagne.
Het voer bestaat uit voorgekookte kippenmais en 25 mm boilies.
Op gezette tijden komen er enorme scholen witvis voorbij en dan wil je natuurlijk dat er nog wat voor de karper overblijft. Het voer bestaat daarom uit 10 kg voorgekookte kippenmais dat om de dag op een strook van honderd meter lang parallel aan de bovenkant van het talud wordt gedropt. Hier gaan per voerbeurt nog eens 5 kilo boilies volledig verspreid overheen, uitsluitend in 25 millimeter omvang. Na drie of vier voerbeurten ga ik er voor. Het idee is dat de maïs de kleinere vissen bezighoudt en ook verzadigdt. De boilies blijven zodoende wat langer liggen en zijn ook nog eens meer verspreid. De karper moet hierdoor actief van boilie naar boilie zwemmen en omdat het haakaas verspreid over de voerstek ligt moet het in theorie een keer raak zijn. De aanpak blijkt een succes. Er volgen onder andere sessies met vijf, zes en zeven aanbeten en de vissen zijn gemiddeld gezien fors. Veelal twintigplussers met uitschieters van dik in de 30 pond en af en toe een kleiner exemplaar. Saillant detail is ook dat er steeds meer spiegels op de mat komen en dat zijn niet alleen de uitgezette exemplaren, maar ook de oudere strijders met littekens die ze door de jaren heen hebben opgelopen. Het aas is verder niet veranderd hoewel ik wel met plastic maïs ben begonnen te experimenteren. Als klap op de vuurpijl mag ik mijn eerste veertigplusser van de rivier vangen.
Doorpakken
Het kan echter niet altijd feest zijn en er volgt een periode waarin de tegenslagen zich opstapelen. Er volgen een aantal teleurstellende sessies met weinig tot geen vangsten en heel slecht weer. Midden op het wijd is dit echt afzien; ik heb er even geen zin meer in. De energie is weg. Omdat ik er dikwijls alleen op uittrek ben ik het gesjouw met mijn visspullen en rubberboten ook een beetje zat aan het worden. Op zich heb ik het helemaal voor elkaar, met de tent op de boot en het trailertje achter de auto. Maar bij gebrek aan een achtertuin of parkeerplek moet het hele zaakje na iedere sessie toch opgeruimd worden.
Langzaam begint het idee van een echte boot weer op te spelen, mede gestimuleerd door andere leden van het team, die ook fanatiek met het bootvissen bezig zijn. De aanschaf van een boot en alles wat er nog bij komt kijken heeft nogal wat voeten in aarde en blijft het wat mij betreft voorlopig nog bij een idee. Ik ben immers gewoon operationeel met wat ik heb, maar moet de motivatie gewoon weer terugvinden.
Ik maak wat uitstapjes naar Parijs en vis een aantal keer bij een bekende energiecentrale een stuk stroomopwaarts. Het is een welkome afwisseling die maakt dat ik toch blijf vissen.
The green machine 3
Maar het hebben van een boot blijft toch onderwerp van gesprek en wanneer ik op een zeker moment door mijn maat Marco gebeld wordt met de mededeling dat hij budget heeft om er een te kopen, speuren we de eerstvolgende dagen het internet af op zoek naar iets geschikts. We komen een polyester Pilot van 4,5 meter op het spoor en een aantal dagen later rijden we richting Arnhem om te gaan kijken. We worden op slag verliefd en zien gelijk een zee aan mogelijkheden.
Als we dan ook de motor nog werkend zien zijn we verkocht. De boot staat op een trailer die bij de prijs inbegrepen is dus we nemen haar gelijk mee naar huis. Natuurlijk hebben we het gehad over hoe we het dan verder aan willen pakken. Het blijkt uiteindelijk veel meer werk dan gedacht. Het kost ons de hele winter om de boot volledig te strippen en naar eigen inzicht weer op te bouwen. De boot krijgt de naam ‘the green machine 3’, in navolging van haar twee voorgangers.
Wat opvalt aan de stek zijn het hoge aantal gevangen spiegelkarpers.
Nadat we bij de eerste tewaterlating een lek hebben geconstateerd, zijn we genoodzaakt om ook het voorjaar nog aan de boot te werken. De boot is echter in topconditie als we die zomer volle bak misbruik van hem maken. Hij bevalt super! Wat de visserij betreft hebben we helemaal niets te klagen, maar na een poos blijkt de ruimte toch wel erg gering te zijn. Zolang je er alleen mee op pad gaat is het prima te doen, maar zodra er meerdere personen meegaan is het een eindeloos geschuif met spullen. De boot is juist bedoeld om er ook samen mee weg te kunnen en dus liggen de eerste plannen voor een grootscheepse verbouwing al klaar. Omdat we niet weer een half jaar werk voor de boeg willen hebben is dit op zijn vroegst een project voor over een jaar.
De stekken die we dit jaar bevissen liggen verspreid over het Hollands Diep. We maken gelijk de fout om direct op het wijd te gaan liggen en dan blijkt viereneenhalve meter toch niet zo groot te zijn. Bij harde wind is het heel lastig om stil te blijven liggen en is vissen bijna onmogelijk. Nu we een echte boot hebben kunnen we ons veel makkelijker verplaatsen en opzoek gaan naar alternatieve stekken. Ik trek een dag uit om gewoon eens rond te varen opzoek naar interessante plekken. Mijn oog valt op een ingang van een gebied op nog geen kwartier varen van de jachthaven waar de boot een ligplaats heeft. Van bovenaf gezien is het een grote trechter die in een tien meter brede doorgang uitmondt. Aan de linkerzijde van de trechter is een geul ontstaan door het getij van een meter of vier diep. Het gebied er rond omheen is gemiddeld anderhalf tot twee meter diep. De boot past precies in een van de openingen die aan de linkerkant van de trechter zitten en is volkomen onttrokken aan het zicht. De voertactiek is bijna hetzelfde als eerst, maar in plaats van een strook heeft de voerplek nu de vorm van een driehoek en beslaat het hele centrale deel van de trechter. De hoeveelheid voer is weer tien kilo maïs en vijf kilo boilies, om de dag, gedurende een week.
Naarmate het najaar verstrijkt blijft de frequentie hetzelfde maar gaat de hoeveelheid omhoog naar 15 kilo maïs en10 kilo boilies. Het aas ligt ongeveer op de punten aan de rand van de voerplek. Op die manier worden er vanaf de eerste sessie gelijk een aantal mooie vissen gevangen. In de vakantie heb ik tot twee keer toe gasten aan boord die beiden hun persoonlijk record weten te verbreken. Wat opvalt aan de stek zijn het hoge aantal gevangen spiegelkarpers. Na de balans te hebben opgemaakt aan het einde van dit jaar komen we tot de conclusie dat de ratio ‘schubs vs spiegels’ inmiddels is opgelopen tot 60 % schubkarper en 40 % spiegel. Absurd als je je bedenkt dat het nog maar een paar jaar geleden is dat er maar één spiegel werd gevangen op tweehonderd schubkarpers!
Dag en nacht…
Als beloning de eerste veertigplusser…
Toekomst
Ondanks het gemiste voorjaar hebben we er dit seizoen toch nog wat van kunnen maken. Het najaar heeft veel goed gemaakt en niet in de laatste plaats omdat ik er vol gas voor gegaan ben. Je moet ze natuurlijk nog wel weten te vinden én te vangen. Dat lukte gelukkig aardig en ik kan met een goed gevoel de winter in gaan. De verbouwplannen voor de boot schuiven we voorlopig een vol jaar vooruit en moet er alleen onderhoud aan gepleegd worden. Het is dan ook de bedoeling dat bij de eerste zonnestralen van het voorjaar de boot weer klaar voor gebruik is. Ik wil het voorjaar gebruiken om de stek te bevissen waar ik dit jaar geëindigd ben en heb nog een alternatief middenin het Hollands Diep voor als het windstil is.
Dit betreft een ondiepte met uitgestrekte mosselbanken die aan het begin van dit jaar mijn aandacht had getrokken. Verder staat het Volkerak nog in de agenda, maar of dat er volgend jaar al van komt weet ik nog niet. Ik ga er deze winter in ieder geval een keer kijken om me alvast te oriënteren. Een aantal leden van het team vist er al jaren, maar zoals al eerder gezegd zoek ik alles liever zelf uit om tot succes te komen. Wat de toekomst betreft durf ik op dit moment niet veel verder dan een jaar vooruit te kijken. Uiteindelijk is mijn masterplan om één voor één alle grote rivieren van Nederland vanuit de boot aan te pakken. Als er dan nog tijd over is lonkt misschien het buitenland zelfs wel, maar niet voordat ik hier klaar ben.
Dit Artikel van Toen verscheen eerder in Karperwereld nummer 130.