Naast sportvisser is Bertus Rozemeijer vooral een natuurgenieter, net zoals zovelen van jullie. Vogels boeien Bertus enorm en met ‘lepelaar’ als titel zetten we je wellicht op het verkeerde been. Maar nee, dit gaat niet over zeldzame vogels spotten, maar over een stukje kunstaas dat nog maar sporadisch aan de speld hangt: lepels! Kunstaas van dertig, veertig jaar geleden; wie wil dat nog en wie vist daar tegenwoordig nog mee?
Tekst & foto’s: Bertus Rozemeijer
Vissen is voor mij een onmisbaar deel van mijn leven, maar ik kan alleen van het vissen genieten wanneer ik vrij en in de natuur ben. Tevens ben ik ook iemand die zijn hengels gewoon aan de kant kan leggen om van de natuur te genieten. Dan zit ik ook midden in de natuur en verbaas mij door de lens van mijn camera over alles wat er te zien is. Kleine zaken, zoals libellen en juffers, vind ik geweldig om vast te leggen. Vogels hebben mij mijn hele leven al geboeid, vooral de ‘natte vogels’, van ijsvogel tot zeearend en alles daartussen, trekken mijn aandacht.
Eén daarvan is de lepelaar, die met zijn typische snavel links-rechts door het water maait om aan zijn voedsel te komen. Die lepelaar bracht me ook weer terug naar een stuk kunstaas wat eigenlijk tot één van de beste vangende gerekend mag worden en waar nog maar weinigen mee vissen; de lepel. Wie vist daar nou nog mee?
ROMMEL VAN VROEGER?
Ik heb lang gedacht dat ik bij het ouder worden kon voorkomen om vaak terug in de tijd te kijken. Je wilt toekomstgericht denken, maar dat valt niet altijd mee. Je ziet jonge sportvissers rondscheuren in boten waarvan anderen alleen maar kunnen dromen. Een beetje visboot is tegenwoordig uitgerust met visvinders in een formaat tuinschutting en een 100 pk motor of veel meer is nergens meer bijzonder. Zeker, ook ik maak daar deel vanuit en misschien heb ik het ook wel voor een deel in gang gebracht.
Lepels zijn helemaal uit de gratie en je wilt niet weten hoe blij ik daarmee ben!
Visboten zitten naast alle elektronica ook bomvol met kisten vol kunstaas, waarbij het een nog mooier is dan het ander. Oud kunstaas is uit. Natuurlijk terecht, want die oude rommel van vroeger vangt toch niets. Kunstaas van dertig, veertig jaar geleden, wie wil dat nog? Zelfs dat spul van een jaar of twintig terug is bagger. Wie zie je tegenwoordig nog met Bull Dawgs vissen? Twintig jaar terug gingen ze sneller over de toonbank dan stokbrood in Frankrijk en nu vist nog maar een enkeling ermee. Lepels zijn helemaal uit de gratie en je wilt niet weten hoe blij ik daarmee ben! Dressuur doorbrekend? Nou, dat is een lepel wel, want dat stukje metaal zit in een verdomhoekje dat maar weinigen opzoeken.
JERKEN & TWITCHEN
Wat een lepel zo uniek maakt is op te sommen in drie unieke kenmerken. Ten eerste: de meeste lepels laten zich enorm gemakkelijk werpen en wanneer dat gewenst is ook over een flinke afstand. Ten tweede hebben veel lepels een unieke, eigen actie die in niets lijkt op dat wat een snoek tegenwoordig dagelijks te zien krijgt. Maar wat ik zelf erg belangrijk vind, en dat is punt drie, is de mogelijkheid je eigen creativiteit aan een lepel toe te voegen.
Zo kun je de lepel jerkend of twitchend binnen vissen. En met de hoeveelheid energie die je aan het jerken of twitchen toevoegt, zal de actie steeds veranderen of anders zijn. Ik ben echter geen fan van het keihard terug meppen van kunstaas. Ik zie het vaak genoeg en heb wel eens gasten in de boot die, zo lijkt het wel, een ribbelprofiel in de rand van mijn boot willen slaan. Dat lukt natuurlijk niet, maar ik denk dat de handel zich er een deuk om lacht, want het is dé manier om je hengel om zeep te helpen.
Net zoals met een jerkbait vis ik een lepel bij voorkeur binnen door in één tempo binnen te draaien en tijdens het terugvissen lichte tikken met de hengel te geven. Die tikken met de hengel deel ik denkbeeldig van acht naar zeven uur uit. Op deze wijze zal de lepel vaak omhoog en omlaag en naar links en rechts uitslaan. Dat is een heel groot verschil met dat wat je kunt bereiken met ander kunstaas.
Natuurlijk heeft een lepel ook zijn beperkingen. Voor het echt ondiepe (polder)water zijn ze, op een paar uitzonderingen na, niet zo geschikt. Zijn ze dat wel, dan werkt dit alleen met een gewone spinhengel, waarmee dunbladige lepels met een gering gewicht beter te werpen zijn. Veel van de goede, oude Pako lepels waren voor dit doel gemaakt en ik heb er ook ontzettend veel vis mee gevangen, vanuit de boot en vanaf de kant.
Op groot water kies ik toch voor lepels met een beetje meer gewicht. Dat vind je niet alleen terug in het formaat van het blad, maar ook in de dikte. Lepels van ‘maar’ tien centimeter lang, die toch al een gewicht hebben van ruim boven de 50 gram. Op groot water is dat nog steeds niet echt groot, maar in de regel heb je aan dit formaat meer als voldoende om er ook de grootste snoeken mee op het verkeerde been te zetten. Je hebt dit model lepel ook nodig om een beetje grip in het water te krijgen. Vis je namelijk met een lichtere, dunbladige lepel, en heb je een beetje druk van de wind op de lijn, dan verlies je snel de controle over de lepel en dat is het laatste wat je kunt gebruiken. Natuurlijk kun je recht voor je uit werpen, maar vooral vanuit een driftende boot is dit niet wat je noemt een slimme strategie. Zijwaarts werpen, zodat je in de drift elke worp in onbevist water vist rendeert altijd beter!
KORTE ONDERLIJN
Ik vis bij het werpend vissen met een lepel standaard altijd met een korte onderlijn; 30 centimeter is echt meer als genoeg om veilig elke snoek te drillen. Langere leaders tijdens het werpend vissen zie ik eerder als een gevaar voor je medevissers. Een lange opslag vraagt veel ruimte tijdens het werpen en die heb je niet in een boot. Daardoor krijgt de maat in de boot nogal eens een mep van het kunstaas, om het maar voorzichtig te zeggen.
ONDIEP & DIEP
Je hebt voor deze visserij natuurlijk wel wat ruimte onder het wateroppervlak nodig. Een goede meter water volstaat al, maar in dat geval moet je wel goed bij de les blijven. Vis in eerste instantie met de hengel iets geheven, die je kunt laten zakken naarmate je lepel dichter onder de kant of bij de boot komt. Staat er een halve of hele meter meer, dan mag je gelijk aanvangen met een laag gehouden, dus van meet af aan een dieper geviste lepel. Moet het nog dieper? Dan af en toe kort pauzeren om de lepel naar dieper water te laten dwarrelen. Weer een plus van de lepel, want die houdt evengoed zijn vangkracht tijdens de zinkfase. Daarna kun je gerust tien, twintig slagen met de hengel maken om de lepel weer wat te laten klimmen om het vervolgens weer af te laten zinken. Op een doorsnee worp van zo’n dertig meter doe je dat twee, drie keer om ze wat dieper te vissen. Je snapt natuurlijk wel dat dit ook geen visserij is die je hartje zomer moet beoefenen. Althans op de plantenrijke wateren en dat zijn er tegenwoordig veel. Vanaf de vroege herfst, midden september tot aan het sluiten van het seizoen kun je prima met lepels aan de slag.
SLEPEN MET LEPELS
Slepend vissen met lepels kan natuurlijk ook en omdat vrijwel niemand dat doet mogen de resultaten er zijn! We blijven hier wel op groot water, al is het maar om de kans op een hele dikke vis zo groot mogelijk te maken. Je kunt hier echt wel ondiep en slepend vissen, maar houd dan wel een minimale diepte van rond de twee meter aan. De afstand achter de boot laat je afhangen van de lepel die je gebruikt.
Heeft de lepel een beetje dikker blad, dan vis je als vanzelf dieper en is het goed relatief dicht bij de boot te blijven. Een meter of tien, vijftien is al heel wat! Niet bang zijn dat dit te dichtbij is en de vis verstoort; in de polders en vaarten vis ik een lepel gewoon naast de boot! Dat heeft de beste lepelaar ooit, Paul Korver, met zijn Pako lepels al ruim dertig jaar geleden keer op keer bewezen.
Bedenk echter wel dat een lepel, vooral gesleept, de lijn flink kan laten kinken. Daar heb je werpend veel minder last van, want in die gevallen vis je vaak langzamer en kiept je lepel alleen maar naar links en rechts. Merk je dat je lepel toch om de as tolt, dan is het beter het al even oude anti-kinkvaantje te monteren. Een anti-kinkmiddel is slepend wel een must.
Ga je slepend aan de slag, denk dan aan een wat langere leader van rond de 60 centimeter. Welk materiaal je daarvoor gebruikt moet je zelf weten. Ik ben een groot fan van fluorocarbon, maar staal in de vorm van 7 x 7 is natuurlijk ook prima. Een voordeel van staal ten opzicht van fluorocarbon is dat het sterker is bij een kleinere diameter; dat betekent minder druk, waardoor je lepel gemakkelijker de diepte in gaat. Voor de langere leader hang je een loodje in de speld, een Arlesey bomb bijvoorbeeld. Afhankelijk van de diepte waarin je vist, gebruik je maar een klein anti-kink loodje; of als je de diepte in wilt een steviger gewicht. Je hebt tenminste 10 gram nodig om je lepel tot een diepte van vier meter te brengen, maar het kan ook 30 gram zijn om naar bijvoorbeeld acht meter te komen.
Op dieper water kun je jaarrond met lepels aan de slag. Je lood fungeert nu niet alleen om je lijn kinkvrij te houden, maar verzamelt ook eventueel vrij ronddrijvende planten, waarvan je heel de zomer en vroege herfst last kunt hebben. Je lepel zal zo lang plantenvrij blijven, maar het is natuurlijk geen excuus om in het geval je planten meeneemt je lijn niet schoon te maken. Wie bij de les blijft voelt de lijn de planten oppikken en voelt het ook richting kunstaas schuiven, waarna je ook vaak meer weerstand bemerkt. Tijd voor actie, want zo vang je echt niet veel. Vaak volstaat het om met de hengel een paar stevige tikken te geven, waardoor de vaak toch al broze planten afbreken. Wil het niet, dan rest je niets dan de planten er zelf af te halen. Het blijft een feit dat je met een anti-kink loodje veel vaker je lepel moet binnendraaien om de zaak schoon te maken.
LEPELS EN LEPELS
1. Het klassieke Toby model is niet weg te denken, maar snoek heeft liever iets meer breedte omdat het meer ‘kabaal ‘ maakt onder water. Moet of wil je echt ver werpen, pak dan toch die Toby maar.
2. De net zo klassieke Heintz lepel mag je niet onderschatten. Niet voor niets is die talloze malen gekopieerd. Ga voor snoek echt voor de grootste, want echt, daar zijn ze niet bang voor.
3. Ook in lepelland wordt er alles aan gedaan om een zo realistisch beeld te krijgen. Of dat werkt? Wel is dit lepeltje prima te slepen in vaarten en kanalen.
4. De aloude DAM/EFFZETT Standard Spoon is zowat niet te verslaan. Ik haal wel de dreg bovenop weg want die vangt meer je onderlijn dan de snoek.
TOP LEPELS
Lepels, behalve de echte knoerten, hebben niet zo’n enorm groot gewicht. Dat betekent ook dat je met relatief licht materiaal aan de slag kunt. Natuurlijk, je vist op groot water in de hoop de moeder aller snoeken te vangen en daar moet je materiaal op zijn afgesteld. Een spin- of baitcastinghengel maakt eigenlijk niet zoveel uit, maar het is wel prettig wanneer je een hengel met wat lengte hebt. Ik heb wel eens iemand in de boot gehad die een lepel aan een stokje van 180 cm viste, maar echt, dat wil je niet! Een lengte van 240 tot 270 cm met een werpgewicht tot zo’n 80 gram is top.
Lepels zijn relatief goedkoop, maar goedkoop is vaak duurkoop wanneer je een dikke vis verspeelt, omdat een haak het begeeft of je splitring open getrokken wordt. Kijk dat even goed na en vervang het bij twijfel voor kwaliteit. Misschien is het dan ook goed om voor een maatje grotere dreg te gaan?
Een top lepel is en blijft de Dr. Heintz lepel. Ik heb daarmee in vaartjes mijn allereerste snoeken gevangen, maar ook op Vinkeveen, geen idee hebbend hoe diep het was, scoorde ik er wel mee. Bijzonder dat er soms zo moeilijk aan te komen is . De Heintz is ook al vaak nagebouwd onder verschillende namen, zoals de Professor Spoon en Doctor Spoon. Nog een teken dat dit een van de beste lepels is. Zoals zo vaak verdween die lepel weer in een vergeethoek. Ook de Effzett Standard Spoon is heel vaak gekopieerd en dat is niet voor niets. De grootse in de serie is 10 cm lang en weegt 60 gram. Een joekel is het niet, maar het levert mij enorm veel en erg grote snoeken op! Ook een kijkje in de schappen van de ‘muskie-wereld’ levert niet een groter aanbod op dan bij ons. Misschien ook wel omdat hier een lepel niet bepaald het kunstaas is waar de sportvisser het eerst naar grijpt. In het verleden heb ik nogal eens gevist met de Eppinger Dardevle lepels. De echte grote vliegen al snel tegen de 100 gram gewicht aan, maar een maatje kleiner past eigenlijk perfect bij de hengels van de meesten onder ons.
Juist die ouderwetse, oubollige lepel kennen de snoeken niet
Lepels? Ik heb ze jarenlang links laten liggen want er was zoveel meer. Wat ook steeds meer wordt is het aantal sportvissers op het water die maar al te vaak trends volgen waardoor dressuur op de loer ligt. Juist die ouderwetse, oubollige lepel kennen de snoeken niet. Ook de heel erg grote oma’s hebben er zelden een gezien en schuiven er oh zo gemakkelijk overheen. Wanneer je dan in een zeer korte tijd echt veel zeer grote vissen in de boot krijgt die zich allen in een lepel hebben vergist, krijg je er spijt van die lepels niet veel vaker te hebben gebruikt.
Dit is een artikel uit Beet 1 van januari 2021. Wil je direct op de hoogte blijven van de nieuwste technieken en materialen, neem dan een abonnement op Beet Magazine! Alle informatie is te vinden op: https://shop.beet.nl/category/abonnementen/.