ARNOUT TERLOUW, ERNESTO KAMMINGA, RICHARD GANS
DEEL 2 | TIP 11 T/20
11- Versmallingen
De vis gaat naarmate de temperaturen gaan zakken het ondiepere water langzaamaan achter zich laten en zoekt nu de wat diepere stukken van hun habitat op. Meestal gaan zij van de vaarten en kanalen richting de diepere plassen. Juist waar die twee samen komen kun je de vis door op deze versmallingen te vissen op vangen. Zorg er wel voor dat de lijnen niet het hele water blokkeren want dan weet je zeker dat je voor jan met de korte achternaam zit te vissen. Het gebruik van een toploodje is nu wel aan te raden. Als het mogelijk is uiteraard.
Lees het hele artikel NU online
12 – Zwemroutes
Maak meerdere voerstekjes zodat je een beter beeld krijgt van de zwem/trekroute van de karper. Nu de vissen wat meer gaan zwemmen is het goed mogelijk dat de vis een bepaalde zwemroute gaat volgen. Natuurlijk weet je nog niet, of misschien ook wel, welke route de vis gaat volgen. Hier kun je achter komen door de rigs op verschillend voor jou interessante routes aan te bieden. Deze kunnen ook dezelfde diepte hebben maar ook tientallen meters uit elkaar liggen. Mocht je eenmaal een route gevonden hebben dan is het vaak de jackpot en zit je op goud!
13 – Rottende bladeren
Verwacht nu geen bergen vis onder de overhangende bomen, de afvallende boombladeren sterven af onder water en veranderen de zuurgraad in het water. Mede doordat de harde wind er voor zorgt dat er takken en bladeren op de bodem kunnen belanden. De bladeren gaan rotten en het lijkt mij dat de karper, ook al is het een bodemwroeter niet tussen deze rottende bladermassa gaat zitten azen als er verderop een schoon stuk bodem ligt met een aantal zeer aantrekkelijke bollen.
14 – Vissen waar de vis zit
Vis daar waar de vis zich ophoudt, lijkt als het intrappen van een open deur. Echter het vinden van de vis is vaak niet eenvoudig, maar het najaar is de uitgelezen tijd om de actieve vissen te vinden, te spotten. Houd daarom het wateroppervlak nauwlettend in de gaten of loop eerst even een rondje om het water, want in de herfst laten de vissen zich vaak veelvuldig zien. De vissen zijn actief en zwemmen veel en kunnen behoorlijke afstanden afleggen. Eenmaal een school actieve vissen gevonden zijn ze in dit jaargetijde vaak niet moeilijk om te vangen.
15 – Op zijn kop
Wat voor de zomer geld telt ook voor het najaar, spot je springende vis schroom dan niet om er een rig naar toe te werpen. Al dan niet met een klein pva-zakje. Springende vis is een teken dat de vis actief is. Of ze ook daadwerkelijk azen is niet gezegd maar als ze actief bezig zijn krijgen ze in ieder geval honger. Het loont nu zeker om de vis een zakje met lekkers op zijn kop te gooien. Een zakje gevuld met halve bollen een paar hele bollen en misschien wat grondvoer of boiliekruim is vaak genoeg om een vis over de streep trekken.
16 – Ideale voertijd
Het najaar is bij uitstek geschikt om een voerstek aan te leggen. De karpers zijn hongerig, moeten een vetreserve aanleggen voor de aankomende winterperiode, wat betekent dat je meer en vaker kunt voeren. Echter voer naar gelang je actie krijgt; het aantal vissen die een voerstek oplevert moet in verhouding staan tot de aangeboden voerhoeveelheid. Misschien cliché om te zeggen maar dumpen heeft in vrijwel alle gevallen echt geen zin. Niet alleen is het onnodig geld in het water gooien, maar jouw kansen en die van de andere vissers worden aanmerkelijk kleiner als er te veel voer ligt. Veel voer betekent niet veel vissen vangen, doordacht voeren betekent veel vissen vangen! In de meeste gevallen kun je met een kilo bolies al behoorlijk wat karpers vangen….
17 – Pva-stringer
Soms ligt er door omstandigheden iets te veel voer op de stek naar de verhouding vis dat er aanwezig is. Om nu het haakaas wat meer te laten opvallen tussen de rest van het voer, gebruik ik graag een pva-stringer met enkele halve boilies. De stringer bevestig ik aan mijn haakaas, op deze manier creëer je een klein compact voerplekje op de eigenlijke voerstek. Deze halve boilies geven niet alleen meer attractie af maar zullen ook nog eens veel beter blijven liggen op een talud. Najaarskarpers zijn gretig en zullen op deze manier snel de weg vinden naar je haakaas.
18 – Rijke, vette hap
De karper is in het najaar bezig om vetreserves op te slaan en maakt zich op om een paar maanden rustig aan te doen. In het najaar mag het aas daarom gerust wat rijker (vetter) van samenstelling zijn, afgestemd op de behoefte aan energierijk voedsel in de herfst. Je hoeft dan ook niet bang te zijn om met een redelijke dosis vlees- of vismeel (30%) aan je boiliesamenstelling toe te voegen. Deze melen bevatten kwalitatief hoogwaardige eiwitten, vetten en mineralen, en worden door de najaarskarpers zeker op prijs gesteld. Een voedzame boilie helpt immers de vissen een flinke energiereserve op te bouwen voor de komende wintermaanden.
19 – Thermometer
Handig is en zeker niet onbelangrijk is een thermometer waarmee je de watertemperatuur kunt meten. Komt die onder de 10 graden Celsius – en dat kan vrij abrupt gaan na de eerste nachtvorsten! Dan gaat het minder snel lopen. Het is een gegeven dat de karper zodra de temperatuur onder de tien graden komt bijna stopt met azen. Dus ben je op dat moment lekker aan het storten en merk je niet dat de temperatuur gedaald is, dan kan het lang duren eer je een aanbeet krijgt. Is wel iets om rekening mee te houden. Vanzelfsprekend gaan we dan ook minder voeren.
20 – Niet verzadigen!
In het late najaar als de watertemperatuur beneden de tien graden komt zul je meer vezels en minder eiwitten en vetten aan het aas moeten toevoegen anders wordt de vis te snel verzadigd. Ik gebruik graag specerijen of robin red, niet alleen wordt de eetlust opgewekt door deze toevoeging, maar ook de spijsvertering systeem wordt sterk geprikkeld maar ook de algehele smaak van het aas veranderd er door. Vooral dit laatste is een niet te onderschatten manier om jouw boilie te laten opvallen tussen al dat andere aas. Dit geld natuurlijk vooral als er veel andere mensen samen met jou bezig zijn op hetzelfde water.
LEES MEER| KARPER HERFSTTIPS