Deze bijdrage verscheen eerder in uitgave no. 90 van Witvis Totaal magazine
LUCIËN DE RADE – Als witvisser mag Luciën de Rade zich gelukkig prijzen met de enorme waterrijke omgeving waar hij woont. Vooral het vissen op groot en stromend water geniet zijn voorkeur en dergelijk water is in de directe omgeving volop te vinden in de vorm van grote rivieren als de Maas, Waal en Merwede. Luciën neemt ons mee voor een sessie op een van zijn favoriete stekken: de Merwede.
De Merwede is de uitloop van de Waal. Dit stuk rivier begint bij het historische stadje Woudrichem (vroeger Woerkum genoemd) en vormt daar de grens tussen de provincies Noord-Brabant en Zuid-Holland. Verderop bij de plaats Werkendam splitst de Merwede zich op in de Beneden-Merwede richting Dordrecht en de Nieuwe Merwede richting het Hollands Diep.
VERWACHTINGEN
Het vissen op een rivier is altijd een uitdaging, omdat de omstandigheden vrijwel nooit hetzelfde zijn. Met omstandigheden doel ik op stroming, wind, scheepvaart, waterstanden en zelfs de bodem kan ver-anderen (zandplaten die bewegen). Dit laatste is natuurlijk van groot belang tijdens het feederen.
De laatste tijd is er niet veel regen gevallen en ik verwacht met een gram of 60 tot 80 goed te kunnen vissen. De kleur van de rivier bevestigt mijn vermoeden. Deze
is nu een soort van grijs. Wanneer het echt hard stroomt, verandert de kleur van het water al snel in bruin. De laatste paar dagen is de temperatuur wel onderuit gegaan. Wanneer je dan op een kanaal of vaart vist, merk je dit vaak meteen aan de vangsten. Bij de riviervisserij hebben temperatuurschommelingen niet zo heel veel invloed op de vangsten. Ik denk dat dit komt omdat vissen in de rivier door de stroming altijd in beweging zijn en hierdoor meer energie verbruiken – en dus meer honger hebben.
Juist die omstandigheden, de stroming en de daardoor vaak goed azende vissen, maken het vissen op dit type water vaak zo aantrekkelijk. Dit wil zeker niet zeggen dat het vissen op een rivier gemakkelijk is. Integendeel zelfs, het is ronduit uitdagend, want je moet met veel zaken rekening houden.
DE JUISTE VISAFSTAND
Wanneer je ver vist, ligt er meer lijn in het water waardoor er automatisch veel druk op die uitstaande lijn komt te staan. En het is de druk op de lijn die een korf laat rollen en niet de korf zelf die aan de wandel gaat. Ver uit de kant vissen, betekent dan ook dat je dan relatief zwaar moet vissen. Vis dus nooit verder dan noodzakelijk.
Voor dit gedeelte van de Merwede is een afstand van tussen de 20 en 35 meter prima. Voor mij is het van essentieel belang om te weten hoe de bodem verloopt en dat probeer ik in kaart te brengen door uitgebreid te peilen. Ook op stromend water is het peilen met de feeder goed mogelijk. Ik gebruik daarvoor een karperloodje, dat met zo’n 70 – 80 gram zwaar genoeg is om snel de bodem te bereiken en daar ook te blijven liggen. Wanneer je het loodje te licht kiest, ben je niet goed in staat om accuraat te peilen.
Ik begin met een worp op 20 meter en fixeer die afstand daartoe met behulp van de lijnclip. Wanneer het loodje op het water valt, houd ik de hengel constant in dezelfde positie. Vervolgens kijk ik op mijn horloge en tel de secondes die het loodje nodig heeft om de bodem te bereiken. Dat blijkt op die eerste afstand zo’n vijf seconden te zijn. Vervolgens verleng ik de lijn met vier meter (precies de lengte die mijn hengel lang is) en herhaal dit proces driemaal, zodat ik nude volgende gegevens heb:
- 20 meter = 5 seconden
- 24 meter = 6 seconden
- 28 meter = 7 seconden
- 32 meter = 7 seconden
Op deze wijze krijg ik een goed beeld van de bodemstructuur. Ik kies ervoor om op 28 meter te starten, mits er op deze afstand geen rommel ligt! Hier kom ik achter door eerst een aantal proefworpen te maken met een lege korf. Ik trek de korf langzaam over de bodem naar binnen. Wanneer er obstakels liggen, dan merk je dit vrijwel meteen. Wanneer je op de Merwede lukraak een afstand zou kiezen, is de kans groot dat je voortdurend vast komt te zitten en dan is je visdag verpest. Gelukkig rolt de korf op de nu door mij gekozen afstand geleidelijk over de bodem, zonder vast te komen zitten. En in de tussentijd heb ik ook al enkele grote vissen zien springen. Ik heb er zin in…
VOERTJE
Ik vind het heel belangrijk dat mijn riviervoertje precies de eigenschappen bezit die ik zoek voor deze visserij en maak de mix zorgvuldig klaar.
DRIE BELANGRIJKE ELEMENTEN
In mijn koffer bevinden zich een royale hoeveelheid casters, wat dode grote maden, wormen en ook een blik maïs. Mijn voer bestaat vandaag uit vier delen Dutch Special Feeder, twee delen Vijver Geel en 1 deel Chapelure. Deze mix bezit precies de eigenschappen die ik zoek voor deze visserij:
- het komt geleidelijk los uit de korf;
- het bevat weinig werkende delen;
- het geeft een goede kleefkracht om veel aas te transporteren.
Eerst breng ik een korf of zes met dit voer en wat los aas en vervolgens beaas ik m’n haak met twee casters en een made. Op een paar minuscule tikjes op de top na gebeurt er eigenlijk niets. Hoewel de vissen kennelijk dus nog niet op mijn voerlijn zijn gearriveerd, blijf ik iedere vier tot vijf minuten een royaal gevulde korf met aas gooien. De ervaring leert dat als de vissen op komen dagen, ze wel wat lusten.
Bovendien is dit water zo groot dat té veel voeren bijna niet mogelijk is. Een wat somber half uurtje volgt, met als enige vangst enkele grondels. Tot de eerste voorn zich meldt; niet groot, maar wel een goed teken. Ook de korte felle tikjes op de top verraden dat er nu voorn op de voerplek zit. Heel vaak zijn voorns de eerste vissen die op de voerplaats arriveren. Na een reeks kleine voorns heb ik echter nog niet gevangen waarvoor ik eigenlijk kwam…
Ik schakel over op alleen casters, zowel op de haak als in het voer. Ook nu weer laten die casters me niet in de steek, want al snel worden de voorns steeds groter. Ook windes laten zich aanlokken door de casters en wanneer zo’n winde het aas pakt is dit overduidelijk te zien en wordt de hengel tot ver over het midden krom getrokken.
ANGSTVALLIG STIL
Na verloop van tijd merk ik echter dat de frequentie van aanbeten minder wordt; waar het net nog gonsde op de top van de voorn aanbeten blijft het nu vrij rustig.
Dit alles heeft te maken met het afnemen van de stroming. Vaak stopt de vis dan voor een tijdje met azen… Ik vis nog een tijdje door met dezelfde setup, maar constateer dat het minder en minder wordt naarmate de stroming steeds verder afneemt. Ik vang nog enkele kolbleien en blieken, maar voorns laten zich nauwelijks nog zien.
OMSCHAKELEN
Ik heb het idee dat er nog zeker vis op mijn plek aanwezig is, maar dat ze minder fanatiek azen. Het duurt steeds langer voor ik een aanbeet krijg. Ik besluit mijn setup te veranderen en de de stugge vier oz top maakt plaats voor veel soepelere 2,5 oz top. De grote zware korf vervang ik door een kleinere korf van 45 gram en mijn onderlijn die eerst een metertje lang was, door eentje van anderhalve meter. Die aanpassingen hebben vrijwel meteen effect. Er belanden weer meer kolbleienen blieken in mijn net en tegen het einde van de sessie zo af en toe ook een grote brasem.
VARIËREN IN AAS
Verandering van stroming verandert ook het aasgedrag van de verschillende vissoorten en dus die je wat aas betreft op alles te zijn voorbereid.
Ik vind het aasgedrag van vissen altijd enorm interessant en vandaag was daarvan weer een mooi voorbeeld. Na een trage start kwamen de voorns in gestaag tempo op gang. Ik ving er redelijk wat achter elkaar. Toen plotseling de stroming minder werd, gingen de kolblei, bliek en brasem azen en kregen die ‘platten’ de overhand. Ik vraag me dan af: hebben zij de voorn verjaagd of zijn de voorns vertrokken omdat de stroming minder werd? En zijn deze blieken en brasems er dan wellicht toch de hele tijd al geweest, maar kregen ze de kans niet…? Allemaal vragen waarop eigenlijk niemand voor de volle 100% procent zeker een antwoord kan hebben. Dat hoort echter bij het vissen en maakt het tegelijkertijd leuk en interessant. Tenminste wel voor mij…
Fotografie: Hugo Van Gelder